Terug naar het overzicht gebeurtenissen 

 

OKRA St.-Franciscus

 

 Vrijdag 27 oktober : Geleid bezoek Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen ( KMSKA) 

 

Uit de Nieuwsbrief van OKRA: www.kmska.be  Inschrijvingen zijn afgesloten.
Info voor wie zich inschreef:
Er is een 2 uur durend bezoek met gids vastgelegd met een rondleiding langs de topstukken en de architectuur van het gebouw. ( 14u tot 16u) Controleer vooraf de geldigheid van je museumpas want een museumpas aanschaffen kan niet in het museum.  Breng ook je lijnkaart mee voor de tram. Vertrek: 12u24 met de trein naar Antwerpen Centraal en verder met de tram tot het Museum. We spreken af in de onderdoorgang van het station van Leuven rond 12u10. Terugkeer na een drankstop, met de tram  en een trein tussen 18u en 18u30  naar Leuven.
Contact: Mia 016/260953 of 0494652694

 

KMSKA … EEN Overweldigende KUSTCOLLECTIE IN ANTWERPEN!

 

                                                  

 

ONTSTAAN EN EVOLUTIE VAN DE KUNSTCOLLECTIE

 

Met dit overzicht duiken we in het verleden van het museum: van mijlpaal tot mijlpaal.

* In 1382 groepeert de Antwerpse Sint-Lutgardisgilde schilders, beeldhouwers, goud- en zilversmeden.

De schilderskamer verfraaien ze met eigen werken. Rubens schenkt er zijn ‘De Heilige familie met de papegaai’.Dit is een van zijn eerste werken.

* In 1663 wordt de academie opgericht waar jonge kunstenaars en veelzijdige opleiding krijgen.

Ze verkrijgt de kunstcollectie van en na de ontbinding van de Sint-Lucasgilde.

* In 1794 is er de Franse kunstroof en stelt Napoleon samen met de gestolen kunstwerken uit andere landen tentoon in het Louvre.

Na de slag bij Waterloo keren de Vlaamse meesters per stoet terug naar huis.

* In 1840 krijgt de kunstcollectie een echte boom. De oud-burgemeester van Antwerpen, Florent van Ertborn schenkt na zijn dood 144 schilderijen van onder anderen Jan Van Eyck, Rogier van der Weyden, Hans Memling en Jean Fouquet.

Tevens is de eenzijdige samenstelling van de museumcollectie met kunst uit de 16de en 17de eeuw aangevuld met meesterwerken uit de 14de, 15de en vroege 16de eeuw.

* In 1851 zetten museum en academie de eerste stappen om een eigentijdse kunstcollectie te bouwen.

* Het museum wordt te klein en in 1875 viel de beslissing om een nieuw museum te bouwen op het Zuid. Men koos voor zalen hoog boven de grond zodat er geen wateroverlast tot bij de kunstwerken kon en een brandveilige afstand tussen kunst en woonwijk verzekerd is.

De deuren worden met een groot feest geopend op 11 augustus 1890.

* In 1905 worden de wagen spannen met vier paarden en twee menners boven op het dak gehesen.

Sinds hun plaatsing vormen ze bij uitstek het symbool van het museum en de moderne kunst.

* Tijdens de eerste en de tweede wereldoorlog worden de kunstwerken via luiken in de vloer ondergebracht in een bomvrije kelder. De Duitse vliegende bommen op Antwerpen waren immers een permanente dreiging. Op 13 oktober 1944 valt een vliegende bom die het museum en enkele kunstwerken beschadigd en de glazen daken verbrijzelt.

* Antwerpen organiseert in 1976-1977 een Rubensjaar. Het museum bevindt zich in slechte staat en heeft geen elektrische verlichting in de zalen. Een jaar later is het museum na renovatie klaar voor de meest omvangrijke expositie van alle initiatieven van het glansjaar.

* In 1989 komen er na schenking 13 schilderijen, 8 beelden en 36 tekeningen en aquarellen van Rik Wouters bij. Een torso (lichaam zonder armen,benen, hoofd en nek) van ‘Het zotte geweld’ en de ‘Lezende vrouw’ zijn enkele blikvangers.

* Het plein voor het museum kon niet achterblijven. Een sculptuur van de vier koppen van Rodin geven een voorsmaakje van de kunst binnenin. Zo wordt het plein in 1999 een plein met kunst.

*  In 2003 geeft de Vlaamse Overheid de opdracht tot actualisering van het museumgebouw in overeenstemming met de behoeften van de 21ste eeuw.

 

KMSKA KLAAR VOOR DE 21STE EEUW.

 

Met een eindbudget van circa 100 miljoen € en 11 jaar later is het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen heropend. Met de grootscheepse renovatie- en uitbreidingswerken is het museumconcept grondig herdacht.

Aan het einde van de twintigste eeuw had het KMSKA nauwelijks uitstraling. In het nieuwe concept staat de bezoeker centraal. Daarmee sluit het aan bij de huidige museale tendensen.

* De bestaande vleugels behouden hun classicistische en barokke uitstraling.

* Alle bestaande zalen kregen een nieuw glazen plafond.

* Door de toenemende vervuiling waren de gebruikte soorten natuursteen van de gevels onzichtbaar.

* Binnenin kregen de historische museumzalen hun oorspronkelijk diepe kleuren terug.

* Het houtwerk en de plafonds zijn hersteld met traditionele materialen en technieken.

* In de nieuwe zalen op de bovenverdieping zorgen 198 driehoekige dakkoepels voor het nodige daglicht.

* Aan het plaatsgebrek is ook verholpen. Op de vroegere het binnenplaatsen (patio’s) is een 1.000 ton zware staalstructuur opgetrokken tot boven de oorspronkelijke dakhoogte. Dit levert 40 % extra ruimte op. In de tien hedendaagse zalen variëren hoogte volume en lichtinval. De ruimtes zijn sterk verticaal georiënteerd

* In de vloer zijn luiken voorzien waarlangs de grote schilderijen  met minder gevaar naar binnen kunnen gehesen worden? Buitenlandse musea zijn hierdoor minder terughoudend om hun werken tijdelijk af te staan.

                    Rekken waarop schilderijen bewaard worden                    

Meer dan 150 rekken bieden plaats voor ongeveer 1800 schilderijen

 

* Een architecturaal kunststuk is een rechtdoorgaande trap van 37 lopende meter en 103 treden ook ‘de weg naar de hemel’ genoemd. Die trap overbrugt een hoogteverschil van 22 meter en verbindt de nieuwe zalen van de eerste verdieping met die op de bovenste verdieping. Toch verkoos ons gezelschap een grote moderne lift met reflecterende wanden.

* De parketvloeren hadden het in de loop der jaren zwaar te verduren gekregen. Een gespecialiseerde firma  heeft het volledig opgeschuurd  en geolied. Bovendien moesten meerdere stroken weggenomen en herplaats worden.

* In de inkomhal leidt een monumentale marmeren trap ons naar het verdiep waar een mozaïeken vloer het sluitstuk vormt met de wanden bekleed met inpalmende doeken.

 

 

BEZOEK AAN DE EXPOSITIE

 

De expositie geeft de indruk dat er twee musea in een gebouw verenigd zijn.

Bij het binnenkomen van het museum sta je meteen voor een keuze:

– In de historische zalen zien we de kunst van de oude meesters die geschilderd werden voor 1880.

De Rubens en Van Dyck zalen zijn perfect voor het tentoonstellen van de kolossale altaarstukken.

Bomvolle muren etaleren de rijkdom van de collectie.

Op de bovenverdieping zijn alle muurtjes en rekken weggehaald. Zo krijg je indrukwekkende doorkijken. Het houtwerk is opgefrist. De muurkleuren bevorderen het historisch kleurenpalet en het resultaat voelt opnieuw heel 19de-eeuws. 22% van de kunstwerken dateert van voor 1800.

– In de witte zalen kunnen we genieten van de kunst na 1880 en James Ensor.

Zo’n kijkspel past minder bij de moderne kunst. Die komt tot haar recht om bij ooghoogte te worden bekeken en schilderij naast schilderij. Van de 19de eeuw is er 36% en 42% van de 20ste

James Ensor is de verbindende figuur tussen de twee werelden.

Het totaalpakket is goed voor zo’n 650 werken,  iets minder dan 10 % van het bezit van het KMSKA.

 

 

WANDELING DOOR DE EXPOSITIE

 

Trappenhal    

  “Het prachtige cassette-plafond overkoepelt de imposante toegangstrap”      

 

39 doeken  vertellen de rijke geschiedenis van het artistieke leven in de Scheldestad.

Nicaise De Keyser brengt drie thema’s in beeld, de geschiedenis, de eigenheid en de internationale

uitstraling en roem van de Antwerpse kunstschool. De drie hoofdwerken tonen een imaginair groepsportret  met maar liefst 137 architecten, schilders, beeldhouwers en graveurs, allemaal actief in Antwerpen tussen eind 15de en begin 19de eeuw.

 

In het midden van het centrale tafereel troont de stedenmaagd Antverpia, die haar beroemde meesters lauwert. De twaalf kleinere doeken met historische scenes vervolledigen het verhaal.

 

           

Het centrale doek van de trappenhal

 

 

 

Vier schilderijen brengen belangrijke momenten uit het artistieke verleden van de Scheldestad in herinnering. Zes schilderijen tonen Antwerpse kunstenaars aan het werk in het buitenland.

Zo bekeken vormt de schilderijencyclus een passende inleiding op het museumbezoek.

 

 Antwerpen en de Schelde, een onderdeel van het centrale doek

 

Antwerpen en de Schelde, dat is een onafscheidelijk duo. De rivier en de haven verbinden de stad van oudsher met de wereld en zorgen voor welvaart.

In dit schilderij wordt de Schelde voorgesteld als een oude liggende man. Hij leunt op een amfoor (kruik met twee oren die onderaan in een punt uitloopt) waaruit water stroomt.

Maar vooral hij biedt de jonge vrouw, die Antwerpen verpersoonlijkt, een overvolle hoorn des overvloeds, een symbool van welvaart en rijkdom. De groenten en vruchten vormen samen een gezicht. Dit paneel is geïnspireerd op Michel Angelo’s fresco over de schepping  van Adam.

  

 

 

OUDE (KLASSIEKE) SCHILDERS

 

Vooral Rubens, Van Dyck en Jacob Jordaens zijn de blikvangers.

 

Rubens-en Van Dyckzalen

 

De werken worden ingedeeld volgens thema’s en niet volgens kunstschool of tijdperk.

Een verhaal uit de Bijbel, de geschiedenis, de mythologie of gebeurtenissen van het moment vinden we terug in de historische zalen.

Zo is er een zaal voor het thema gebed en de hemel met de gerelateerde schilderijen.

 

Christus verschijnt voor de apostelen. (Rubens)

 

                              

Deze schilderij is een drieluik. Op het middenstuk toont Christus de wonden die hij aan het kruis heeft opgelopen. Hij is dus reeds verrezen uit de dood.

Op de zijluiken is het koppel in het zwart gekleed en met een chique molensteenkraag. Zij hebben respectievelijk een bijbel en een paternoster in de hand.

Dank zij de recente restauratie kunnen wij de kleurnuances in al hun pracht bewonderen.

Experts vermoeden dat Rubens dit paneel zelf geschilderd heeft.

Het grootste deel van zijn oeuvre maakte hij in samenwerking met zijn assistenten.

 

 

Laatste communie van de heilige Franciscus van Assisi (Rubens)       

                                                

  

 

 

 

 

 

 

 

 

Het graf van Gaspar Charles, een weldoener, bevond zich in de Antwerpse kerk van de Minderbroeders ook de Franciscanen. Voor dit familiegraf heeft Rubens dit grote werk geschilderd.

 

Toen Franciscus in 1226 zijn einde voelde naderen vroeg hij zijn medebroeders om hem vrijwel naakt te leggen op de vloer voor het altaar van een kapel nabij Assisi. Franciscus wilde Christus tot in de dood navolgen. Net zoals de stervende Christus aan het kruis alleen gehuld in een lendendoek.

 

De priester op het schilderij dient Franciscus voor het laatst de communie toe.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De verloren zoon (Rubens)

 

                                                         

 

 

 

 

Te vermelden dat Rubens dit werk helemaal alleen wat uitzonderlijk was.

 

De boomhut achter de stal is later toegevoegd.  

Het paneel toont een landschap op het platteland. Rechtsonder is het verhaal uit de Bijbel van de verloren zoon.   

 

Nadat die zijn erfenis verbrast had kwam hij als varkenshoeder op een boerderij waar de varkens eten kregen en hij niet. Hij kwam terug naar huis waar zijn vader zijn ‘verloren zoon’ met open armen ontving.

 

Ter voorbereiding van dit werk trok Ruben naar boerderijen in de provincie Antwerpen waar hij tekeningen van dieren en landbouwgereedschappen maakte. Sommige tekeningen worden ook op andere werken van Rubens afgebeeld.    

 

 

 

Aanbidding door de koningen. (Rubens)  

 

                                                                    

 

 

 

 

Volgens de overlevering zou Rubens zelf twee weken aan dit gigantische topwerk hebben gewerkt.

 

Het werk is bijzonder vlot en spontaan geschilderd en soms met enkele toetsen voor een voorwerp zoals de os rechts onder en de priemende blik van de grijs bebaarde man in het rood links.

 

Die man in het rood is Melchior, de oudste, heeft goud bij. Zijn knielende collega Caspar in priesterkleren biedt wierook aan. De imposante Balthazar die achter Caspar staat houdt mirre in zijn rechterhand en draagt oosterse kledij uit de tijd van Rubens zelf.   

 

De rest van het bont gezelschap bestaat uit het gevolg van de drie heren. Dat ze uit het oosten kwamen tonen de kamelen op de achtergrond.

Rubens maakte dit werk voor de Antwerpse Sint-Michielskerk.   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tronende Madonna omringd door heiligen (Rubens) 

 

 

 

 

 

 

 

De heiligen die we hier zien leefden in diverse periodes. Rubens maakte dit werk voor het hoofdaltaar van de Sint-Augustinuskerk die was gewijd aan Maria en Alle Heiligen.

 

Zijn collega’s en stadsgenoten Anthony Van Dyck en Jacob Jordaens schilderden elk een zijpaneel.

 

Het hoofdfiguur is Maria. Zij troont bovenaan. Achter Maria staat Jozef. Alle andere personages zijn verdeeld over de compositie. Onder links vijf vrouwen van de 15 figuren over het doek.

 

De vrouwelijke heilige met de tang is Apollonia die werd aanroepen tegen tandpijn.

De naakte man met de pijlenkoker werd gemarteld. Naast hem staat Joris, met zijn voet op de draak doe hij overwon.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Venus Frigida (Rubens)

 

  

 

Een naakte rouw en het jongetje dicht bij haar hebben het blijkbaar koud. Het verkleumde en gevleugelde ventje zit op een ongebruikte voorraad pijlen. Het is Amor die met zijn pijlen liefde opwekt maar nu werkloos is wegens te koud. De vrouw met naast zich een warm rood gewaad is de godin van de liefde Venus.

 

Een volgeling van Bacchus probeert haar op te warmen met zijn hoorn des overvloede.

 

Hier wordt een spreekwoord uit een oude komedie letterlijk uitgebeeld: ‘zonder eten en drinken verkilt de liefde’. De gehurkte Venus heeft dezelfde pose als een beroemd Romeins Genusbeeld.

 

       

                             

 

 

Zaal met aandacht voor het gebed

 

Er zijn meerder schilderijen gewijd aan dit thema. In de schoonste honderd zijn geen foto’s gevonden. Het betreft respectievelijk ‘Het gebed, het gebed voor het eten, gebed voor de maaltijd, de heilige Didacticus in gebed, het avondgebed’. Het zijn vertrouwde rituelen uit die tijd. 

 

 

Zaal met aandacht voor de hemel

 

In deze zaal wordt de hemel vanuit verschillende invalshoeken beschreven.

Er is een werk  met als titel ‘de hemel weent over het puin’ waar de schoonheid van het Kempense landschap centraal staat en het zuivere wit opvalt.

Wij weerhouden  een schilderij van Jacob Jordaens.

                                                                                          

 

 

Zoals de ouden zongen, piepen de jongen. (Jacob Jordaens)    

 

                                                                                                 

 

 

Het is een aangename bedoening bij deze familie.

Links geeft de grootvader de maat aan, een liedboek in zijn hand.

Rechts probeert de grootmoeder de tekst mee te lezen. Ook de jongste generatie speelt mee, de baby op het fluitje van zijn rammelaar, de oudste broer op ee blokfluit.

 

In het midden een zichtbaar gelukkige jonge moeder. En de hond spitst zijn oren of is hij meer geïnteresseerd in het lekkers op de tafel.

 

Een spreekwoord brengt de moraal van het verhaal:’ Zoals de ouden zongen, piepen de jongen. Of anders uitgedrukt: de jeugd volgt het voorbeeld van de oudere generaties. Spreekwoorden uitbeelden was in de Zuid-Nederlandse schilderkunst een traditie.

 

Dank zij dit succes maakte Jordaens nog taferelen uit het dagelijkse en volkse leven. ( genrestukken genoemd).

 

 

 

 

 

 

 

Bewening van Christus (Anthony Van Dyck)

 

 

                                                                              

De pas gestorven Christus ligt met zijn hoofd op de schoot van de wanhopig droeve Maria.

Vlak bij zijn rotsgraf Johannes, de favoriete leerling. Hij wijst twee bedroefde engelen op een van de wonden die Christus bij zijn kruisiging opliep.

De vijf personen vullen het ganse scherm en wij kijken van dichtbij naar hen.

De kleuren van het doek zijn opvallend koel.

Dit doek hing lange tijd bij de Franciscanen in Antwerpen. Het was een onderdeel van een marmeren grafmonument.

 

 

 

Onthoofding van de heilige Joris (Cornelis Schut en Anthony Van Dyck)

 

                                                                    

 

 

 

                  

Aan dit project was Antony Van Dyck begonnen toen hij plots stierf.

 

Een man met het zwaard in de hand en met opengesperde ogen staat op het punt de knielende figuur in het midden te onthoofden.      

 

Het slachtoffer, de heilige Joris, heeft zich ontdaan van zijn wapenuitrusting en draagt slechts een lendendoek.

 

Hij richt zijn blik naar boven waar een cherubijn en een engel aangevlogen komen. Achter hem wijst een opgewonden bebaarde priester naar een standpunt van een heidense god aan.

 

Dit beeld had Joris moeten vereren wat hij weigerde.

 

Enkele soldaten en twee jongens met een hond koken aan de rand toe.          

 

 

 

 

 

 

Interieur van het academiemuseum. (Henri Van Dyck)      

 

                                                                                                                              

 

 

 

 

 

Dit is een beeld hoe het museum er vroeger uitzag. Antiek rode wanden boordevol schilderijen en hier en daar een beeldhouwwerk.

 

Druk is het niet. Een elegant geklede dame slentert door een zaal waar Rubens de hoofdattractie is.

 

In een andere zaal slaat een heer een babbeltje met een zaalwachter.

 

 

 

 

 

 

 

Moderne schilders.

 

James Ensor is voor de KMSKA collectie de schakel tussen de kunst van voor 1880 en die van erna.

In het totaal zijn 38 werken, de grootste verzameling Ensors ter wereld is hier verenigd en verspreid over drie zalen.

De modale bezoeker had dit eerder in Oostende verwacht.

Ook de vele werken van Rik Wouters vinden we in dezelfde zalen. Een ruime selectie van schilderijen en beelden zijn te vinden in de zalen Kleur en Vorm.

De werken van de moderne schilders komen respectievelijk in de zalen Kleur, Vorm en Licht. 

 

 

Dame bij de golfbreker (James Ensor)            

             

                                                                              

 

 

 

 

 Plainairisme (schilderen in open lucht) is een artistieke opvatting waar schilders werken creëren alsof ze naar de werkelijkheid gemaakt zijn. Dit leverde zogenaamd onzorgvuldige doeken op.

 

Eerst gaf Ensor beknopt het personage en de golfbreker aan. Vervolgens bereidde hij de kleur van het wateroppervlak voor.

 

Daarna werkte hij de hele voorstelling met penseel en paletmes uit.

Wij zien de vrouw met geplooide linkerhand.

 

In het begin van zijn carrière had Ensor opvallend veel aandacht voor kokette dames.

 

 

 

De oestereetster (James Ensor)             

 

                                                                                                                                                                                               

 

 

 

 

 

De hoofdrol van dit doek is de kleur.

 

Het doek van de jonge twintiger Ensor werd aanvankelijk in Antwerpen en Brussel geweigerd.

 

De oestereetster behoort tot een reeks kokette vrouwen.

 Een jonge vrouw zit aan een ronde tafel te genieten. Het zonlicht stroomt de kamer binnen.

Deze vrouw is Ensors jongere zus. Ze is alleen al is de tafel voor twee gedekt. Op de lege stoel vooraan ligt een servet.

 

Het verenigt alle kenmerken van een stilleven.

 

 

 

 

 

Adam en Eva uit het paradijs verjaagd (James Ensor)

 

                                                                              

 

 

 

Tijdens zijn ziekte heeft Ensor dit werk geschilderd. Als ongelovige vond hij toch inspiratie in sommige taferelen uit de Bijbel.

 

Hij schreef zelf dat hij niet weet hoe het met deze schilderij zal aflopen. Ik ben tevreden over de hemel die is fonkelend. De engel trok daar een smaragdgroen spoor.

 

De personages Adam en Eva vond hij ondergeschikt aan het spektakel van licht en kleur dat de engel brengt. Volgens de Bijbel begint de geschiedenis van de mensheid wanneer God Adam en Eva uit het paradijs verjaagt.

 

In Ensors voorstelling zijn de personages uitzonderlijk kleine, onopvallende en naakte wezens. Om dit te accentueren plaatste Ensor aan de horizon drie gigantische marmoeten.

 

De heerlijke tinten vinden wij terug in de hemel die door de engel in vuur en vlam gezet.

 

 

 

 

Ik geef het ter afsluiting van een reeks schilderijen van Ensor.

 

 

 

 

Jules Elslander (Rik Wouters)

 

                                                                                                         

 

 

 

 

 

Een imposante galerijdirecteur.

 

In ruil voor exclusiviteit kreeg Wouters een maandloon, wat uitzonderlijk was in de tijd.

 

Rik Wouters is aan de Brusselse academie opgeleid als beeldhouwer.

 

Als schilder was hij autodidact.

 

In zijn beeldhouwwerk bereikte hij veel vlugger de monumentaliteit.

 

Dit is waarneembaar in de brede modellering van Elslanders haardos en kleding.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De zaal in het Brouwershuis of de man in de stoel. (Henri De Braekeleer)

 

                                                                                             

 

 

 

Dit is een schilderij uit de zaal van het kleur (en van het Licht)

 

Een onbekende man zit in een hoek van het Antwerpse brouwershuis.

 

De brouwers gebruikten het later ook als hun gildehuis, vandaar het chique zeventiende  reeuwse goudleer achter de man.

 

De Breakeleer schilderde graag op locatie een naar levend model.

 

De man zit in een zetel. Op een console daarboven staat het achttiende eeuwse beeld van de patroon heilige. Die raadde mensen aan in tijden van besmettelijke ziekten bier te drinken in plaats van water.

 

De man geeft een zwaarmoedige en vermoeide indruk.

 

Er is nog een derde hoofdpersonage: het licht dat binnenstroomt door een openstaande raam. Dit licht leidt onze blik naar de hoed van de man die rechts in het midden zit.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Schilderijen van het licht

 

De invalshoek van het (zon)licht kan een onderdeel van of het ganse doek accentueren.

Oude meesters zoals Rubens en Jordaens en moderne meesters zoals Ensor en De Braekeleer  gebruiken lichteffecten op verschillende manieren om figuren, landschappen en voorwerpen vorm te geven. Hierna volgen enkele opvallende voorbeelden van lichtbronnen in de schilderkunst.

 

 

 

 

1. Sterke contrasten

 

De aanbidding van Jezus door de herders (Jacob Jordaens)

 

                                                          

 

 

 

 

 

      

De lichtbron hoeft niet noodzakelijk in beeld te zijn.

 

In dit schilderij lijkt baby Jezus zelf het licht te zijn.

 

Toepasselijk als brenger van het licht binnen de christelijke symboliek.

 

De achtergrond is heel donker zodat de lichtbron op de voorgrond nog meer voor effect zorgt.

 

Diepe schaduwen zijn een nevenwerking in het geheel.     

 

 

 

 

 

 

 

2. Winterlicht

 

Sneeuw in Vlaanderen (Valerius De Saedeleer)     

 

                                                                      

 

De  zon weerkaatst op een dikke laag sneeuw waardoor de sneeuw zelf bijna lichtgevend wordt.

De Sadeleer vangt in dit landschap de uitdovende gloed van de ondergaande zon en breidt het zachtjes uit over het sneeuwdeken.

De stilte van de winterse natuur heerst. 

 

 

3. Goddelijk licht

 

James Ensor noemde het licht zijn dochter.

Dit thema is uitgewerkt in de schilderij van ”Adam en Eva uit het paradijs verjaagd”.

Het goddelijke kleurrijke licht domineert het schilderij. Adam en Eva moeten we zoeken, ze zijn bijkomstig (uiterst rechts onderaan).

Wat licht kan doen om iemands ongebreidelde verbeelding aan te wakkeren.

 

 

 

4. Elektrisch licht

                                                          

Licht + spiegels en Menigte (Schmalzigaug)

 

                                                                      

  

Spiegels, doeken en luiken filteren en weerkaatsen het binnenlicht.

Schmalzigaug, een Italiaanse schilder, begint futuristisch werk te maken waarbij het elektrisch licht 

als vuurwerk van het doek spat in de meest felle kleuren.

 

 


5. Reflectie (Osias Beert)

 

                                                

 

 

 

 

 

 

De fabrikanten kunnen het glas afwerken met ingewikkelde versieringen en vormen.

Het dateert uit de tijd dat kaarsen duur waren.

 

Het gereflecteerde licht in glas, spiegels en goudafwerking zorgt voor extra verspreiding van het aanwezige kaarslicht.

 

 

 

 

 

 

 

 

6. Warm licht. (Otto Piene)            

    

                                                          

 

 

Om dit te bereiken ontstak Otto Piene dunne laagjes brandbaar materiaal en manipuleerde de richting van de vlammen door de hoeken van het doel vast te nemen.

 

Rond de zwartgeblakerde vorm schildert hij een vuurrood vlak.

 

Het resultaat is een vuurrood geschilderde ondergrond, een zwarte rookcirkel en een wit middelpunt.

 

De boodschap van “Grote zon”

 

Het reinigende vuur maakt de weg vrij voor het heldere witte licht.

 

Het licht is de levens substantie van zowel mens als schilderkunst.

 

 

 

 

 

 

7. Licht gevend. (Zomer)

 

                                                          

 

De hitte van de zomerzon op haar hoogtepunt straalt vanuit het schilderij.

Gladde en dikke penseeltoetsen wisselen elkaar af.

De kunstenaar werkte altijd buiten. Hierdoor bereikt hij de verblindende weerkaatsingen.

Het maanlicht is zowat het tegenovergestelde. In het nachtelijk donker is het de kunst om de omgeving duidelijk te kunnen onderscheiden.

 

 

 

 

Zittend naakt. (Amedeo Modigliani)

 

                                                                              

 

 

 

 

De man en de mythe.

 

Deze schilder stierf op jonge leeftijd aan tbc en kampte met drank- en drugsproblemen. Dit was bepalend voor zijn carrière.

 

Zijn portretten tonen liggende dames in erotische posities naast zittende wat meer timide en bedekte vrouwen.

 

Deze vrouw is bezig met haar toilet.

 

 

 

 

 

Twee Waalse boerenkinderen (Leo Frederic)

 

 

                                                                              

 

 

 

 

Twee meisjes op een stoel.

 

De twee meisjes zitten in een sjofel boereninterieur, frontaal op een stoel.

 

Op de achtergrond zijn een houten lambrisering en een verweerde wand afgebeeld.

 

Hun kleren; een vale blauwe schort en grote zwarte klompen. Ze lijken gespannen en kijken ons bedeesd en schuw aan.

 

De jongste zoekt steun bij haar zus. Die laat de vingertoppen van haar kleine zus geruststellend in de hare liggen. Het tedere handenspel is het middelpunt van het schilderij.

 

 

 

 

 

 

 

Slotindruk.

 

In het vernieuwde KMSKA zijn Rubens en Ensor de belangrijkste pijler.

In deze retrospectieve komen beide schilders het meest aan bod als prominente schilders van de oude en de moderne kunst.

 

De foto’s zijn overgenomen uit het “De Schoonste Honderd” uitgegeven door het KMSKA.

 

De organisatoren hebben geen gevolg willen geven aan twee mails om bijkomende informatie. Hierdoor is soms afgeweken van de het gevolgde route tijdens het bezoek.

 

Gelukkig hadden wij een bekwame gids die ons op een haast onnavolgbare wijze gedurende twee uur ondergedompeld heeft in de wondere wereld van de schilderkunst.

 

Willy Depoorter                                                                                                                                 layout Leo Page

 

 

 

 

 

 Terug naar het overzicht gebeurtenissen